‘In ons veilige, uitdagende klimaat kunnen leerlingen zich totaal ontwikkelen: hoofd, hart en handelen!’
De school
De Fridtjof Nansenschool is prachtig gelegen in het noorden van de wijk, vlak bij kinderboerderij ‘De blijde Wei’. Het is een openbare Jenaplanschool met ongeveer 220 kinderen. In het Jenaplanonderwijs staat aandacht voor het individuele kind centraal. Ieder kind moet zich kunnen ontwikkelen op basis van zijn of haar eigen kwaliteiten. De school stimuleert zelfstandigheid, kritisch bewustzijn en een besef van sociale rechtvaardigheid. De school helpt in de ontwikkeling van creativiteit en sportiviteit en brengt de kinderen in contact met cultuur en natuur.
Het onderwijs
Peter Petersen, de grondlegger van het Jenaplanonderwijs, vond dat uitspraken over opvoeding en onderwijs in school zouden moeten steunen op een mens- en maatschappijvisie. Dit werkte hij uit in twintig basisprincipes die ingedeeld zijn in drie gebieden:
- Principes 1 tot en met 5 omvatten uitspraken over de mens
- Principes 6 tot en met 10 spreken zich uit over de samenleving
- Principes 11 tot en met 20 hebben betrekking op school, onderwijs en opvoeding
-
Gesprek Het gesprek is een belangrijke activiteit binnen het Jenaplanonderwijs. In verschillende situaties en op verschillende momenten van de dag krijgen de kinderen de gelegenheid uiting te geven aan hun gevoelens; ze leren argumenteren en ze leren te luisteren naar de ander. Een kringgesprek is altijd gekoppeld aan één van de leergebieden.
- Werk
Deze basisactiviteit omvat instructie- en werkmomenten. Tijdens instructiemomenten geeft de groepsleerkracht uitleg. Dit kan zijn aan de gehele stamgoep of aan een gedeelte ervan. Leerlingen die op dat moment geen instructie krijgen, werken verder aan hun dag- en/of weektaak. Zij kunnen rustig overleggen met een andere leerling in de groep.
- Spel
Spelen is essentieel voor een goede ontwikkeling van de kinderen. In hun spel leren kinderen rekening te houden met elkaar, zoeken ze oplossingen en leren ze met hun emoties om te gaan. Leerlingen spelen binnen en buiten met elkaar. Kunstzinnige vorming, gymnastiek en sportactiviteiten vallen onder spel. In groep 7 en 8 gaan de kinderen op schoolkamp, waarbij spel nadrukkelijk bij de vormgeving van de activiteiten aan de orde komt.
- Viering
Bij een viering speelt het samen beleven en het samen verwerken een belangrijke rol. Een viering kan heel vrolijk zijn, maar ook plechtig of droevig. Er zijn vieringen voor de gehele school, een van de vier bouwen of de eigen groep. Voorbeelden hiervan zijn: het gezamenlijk eten, de fruitkring en de verjaardagsviering. Bij grote projecten is er altijd een projectopening en een afsluiting op feestelijke wijze. Regelmatig worden hierbij (groot)ouders en andere naasten uitgenodigd.
Waarden
20 Jenaplanbasisprincipes:
- - Elk mens is uniek; zo is er maar één. Daarom heeft ieder kind en elke volwassene een onvervangbare waarde.
- - Elk mens heeft het recht een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze wordt zoveel mogelijk gekenmerkt door: zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid. Daarbij mogen ras, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociaal milieu, religie, levensbeschouwing of handicap geen verschil maken.
- - Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig; met andere mensen, met de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid van natuur en cultuur, met de niet zintuiglijk waarneembare werkelijkheid.
- - Elk mens wordt steeds als totaal persoon erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
- - Elk mens wordt als een cultuurdrager en -vernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken.
- - Mensen moeten werken aan een samenleving die ieders unieke en onvervangbare waarde respecteert.
- - Mensen moeten werken aan een samenleving die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling.
- - Mensen moeten werken aan een samenleving waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan.
- - Mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig aarde en wereldruimte beheert.
- - Mensen moeten werken aan een samenleving die de natuurlijke en culturele hulpbronnen verantwoord voor toekomstige generaties gebruikt.
- - De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf ook invloed op.
- - In de school hebben de volwassenen de taak de voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot (ped)agogisch uitgangspunt voor hun handelen te maken.
- - In de school wordt de nieuwe leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van de kinderen als aan de cultuurgoederen die in de maatschappij als belangrijke middelen worden beschouwd voor de hier geschetste ontwikkeling van persoon en samenleving.
- - In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met pedagogische middelen.
- - In de school wordt het onderwijs vormgegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering.
- - In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats, naar leeftijd en ontwikkelingsniveau, om het leren van en zorgen voor elkaar te stimuleren.
- - In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Dit laatste is expliciet gericht op niveauverhoging.
- - In dit alles speelt het initiatief van het kind een belangrijke rol. In de school neemt wereldoriëntatie een centrale plaats in, met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken.
- - In de school vinden gedrags- en prestatiebeoordeling van een kind zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van dat kind en in samenspraak met hem.
- - In de school worden veranderingen en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken.
Doelstellingen
Het laatste van de Jenaplanbasisprincipes luidt niet voor niets ‘In de school worden veranderingen en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken.’
Dit geldt voor alle scholen. De tijd staat namelijk niet stil: kinderen van nu zijn anders dan die van 30 jaar geleden en de samenleving verandert snel. De school moet openstaan voor maatschappelijke en culturele veranderingen en voor nieuwe ontwikkelingen op het terrein van de opvoedings- en onderwijswetenschappen.